Skip to main content

Mensen van het AG

Jean Frijns

12 november 2018

Jean Frijns (Heerlen, 1947) is even terug op de Universiteit van Tilburg. "De plaats waar mijn sociale wortels liggen."

Bas Bierkens
De grijze gebouwen in de bosrijke omgeving voeren hem in gedachten terug naar de jaren zestig, toen hij er econometrie en wiskundige economie studeerde. Een studie die perfect aansloot bij zijn capaciteiten en interesses. Van zeer nabij maakte hij de studentenrevolte mee.

Jean Frijns is even terug op de Universiteit van Tilburg.

Van zeer nabij maakte hij de studentenrevolte mee. Hij herinnert zich nog goed hoe op de gevel van het bestuursgebouw met rode verf de naam 'Karl Marx Universiteit' werd geschilderd. Studenten  in heel West-Europa wilden meer inspraak in de hiërarchisch opgebouwde universiteiten. Tilburg liep daarin voorop, wat eind april 1969 leidde tot een wekenlange bezetting van de Katholieke Economische Hogeschool. Bijna alle studenten lieten zich gelden. "Als je er nu op terugkijkt, lijkt het niet meer dan een aardige anekdote", aldus Jean, destijds lid van de Studentenvakbeweging. "Maar ik nam de strijd om meer zeggenschap uiterst serieus. Het was een ingrijpende ervaring."

"De Nederlandse samenleving was in de jaren '50 en '60 volledig dichtgetimmerd. Alles werd bepaald door de levensbeschouwelijke zuilen en hun maatschappelijke instituten. De daarop volgende jaren waren één groot feest van bevrijding van het individu uit zijn sociale verbanden."

Ook na zijn studie maakte Jean de maatschappelijke ontwikkelingen van dichtbij mee. "Ik heb altijd het geluk gehad erbij te zijn." Na zijn afstuderen deed hij dat als wetenschappelijk medewerker in Tilburg en na zijn promotie in 1979 bij het Centraal Planbureau (CPB) in Den Haag, dat actuele economische prognoses en analyses maakt. Hij werd er na verloop van tijd onderdirecteur.

Terugblikkend op die tijd vanachter een kop cappuccino in een koffiekamer van de UvT: “Lubbers heeft de samenleving ingrijpend veranderd. De verzorgingsstaat was in de afgelopen 15 jaar uit zijn voegen gegroeid en leidde tot ontspoorde overheidsfinanciën. Lubbers heeft die trend omgebogen en meer ruimte gemaakt voor marktwerking. Die beweging heeft zich nadien met de opkomst van de financiële markten versterkt doorgezet. Wij zijn nu bezig een nieuw evenwicht te vinden.” 

Door een overstap naar het ambtenarenpensioenfonds ABP in Heerlen in 1988 kreeg hij intensief te maken met de financiële sector, vanaf 1993 als directeur beleggingen, met een te beheren kapitaal van een paar honderd miljard gulden. Zijn werk was zijn hobby: hij gaf een slinger aan het defensieve beleggingsbeleid van het ABP en ontwikkelde zich tot een nationaal expert op het gebied van beleggingen en pensioenen, met een benoeming tot hoogleraar Beleggingsleer aan de Vrije Universiteit van Amsterdam in 1995 tot gevolg. Met zijn vrouw had hij intussen Eindhoven als woonplaats gekozen voor zijn gezin, dat een dochter en twee zonen telt.

De verantwoordelijkheid voor de pensioenen van honderdduizenden ambtenaren heeft hem nooit verontrust. "Ik ben iemand van de grote lijnen. Belangrijke beslissingen komen nooit op goed geluk  tot stand, maar vloeien voort uit rationele overwegingen." Naast een goed verstand prijst hij zich gelukkig met een goede gezondheid en een evenwichtig karakter. "Ik kan veel aan."

Mister Goed Bestuur

Dat kwam hem wel van pas toen hij als kersverse president-commissaris van Delta Lloyd - een van zijn talrijke nevenfuncties - te maken kreeg met een rechtszaak, waarin de verzekeraar door de Nederlandse Bank werd beschuldigd van handelen met vertrouwelijke voorkennis. Jean Frijns bleef achter zijn mensen staan, Delta Lloyd verloor de zaak, hij trad af. "Het was de eerste keer dat mij echt iets mislukte." Het was voor hem een eyeopener. In enkele interviews erkende hij zijn fouten. "Dan moet het ook een keer afgelopen zijn."

'Mister Corporate Governance' treedt af, luidde de kop boven een artikel in NRC Handelsblad. "Als iemand kon bepalen of Delta Lloyd goed of fout zat, was het wel hun president-commissaris. Die geldt als dé autoriteit. Maar het liep anders."

Hij dankte die bijnaam 'Mister Goed Bestuur' aan zijn werk in de Commissie-Frijns, die in 2008 een herziene versie van de 'Code-Tabaksblatt' presenteerde, met richtlijnen voor bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen en hun aandeelhouders. Uiterst gevoelige materie, zeker ten tijde van de bankencrisis. "Financiële markten zijn amoreel", heeft hij in de afgelopen dertig jaar geleerd. "Als we een betere samenleving willen, zullen we dat als burgers moeten doen."

Nog altijd geldt hij als een autoriteit op het gebied van pensioenen. In publicaties spreekt hij zich, ook nu hij met emeritaat is, uit over voorstellen voor een nieuw stelsel. Hij vreest dat het Angelsaksische model, waarin het individuele belang voorop staat, de overhand krijgt. "Een samenleving zonder sociale verbanden werkt niet."

Actief AG-lid

Tegenwoordig heeft hij tijd om zich echt in filosofisch-ethische vraagstukken te verdiepen. "Ik kan nu de diepte in. Daar heb ik het Academisch Genootschap voor. Het AG biedt allerlei mogelijkheden aan, je moet er zelf iets van maken."

Bij hem houdt dat onder meer in dat hij sinds 2015 lid is van een ledentafel. Daarnaast draait hij mee in de AG-literatuurgroep die het werk van Nobelprijswinnaars bestudeert. "Het heeft me onder andere veel meer inzicht in de culturele problemen van ontwikkelingslanden gegeven", aldus de man die tot 2015 commissaris bij de ontwikkelingsbank FMO was.

Daarnaast is hij actief in de filosofiegroep ‘Morele evolutie en de oorsprong van het geweten’ onder leiding van dr. Pouwel Slurink. "Wat is de bron van goed en kwaad? Het blijkt voor een groot deel in onze genen te zitten en te herleiden te zijn tot het leven in vroeger tijd op de savanne."

"Zo maak ik gebruik van het AG om me bezig te houden met bredere maatschappelijke waarden." De student uit de jaren '60 zit nog altijd in hem.

Dit interview verscheen eerder in Gewag 66

FOTO-reeks  Jean Frijns was nauw betrokken bij de bezetting van de Katholieke Economische Hogeschool in Tilburg in 1969. Hij is de jongen met zwart haar, bakkebaarden en snor, zonder bril en zonder sigaret.

Op de gevel achter hem werd in 1969 door de bezetters van dit gebouw de naam ‘Karl Marx Universiteit' geschilderd.